Gehoorproblemen
Als een kind slechthorend of doof is, dan heeft dit grote invloed op de communicatie. Het kind heeft dan meer moeite met verstaan en begrijpen van mondelinge taal, maar ook met het zelf leren praten.
Als het kind een kind een tijdelijk gehoorprobleem heeft gehad, dan zal het waarschijnlijk een achterstand hebben opgelopen ten opzichte van leeftijdsgenootjes. Meer informatie daarover bij taalontwikkelingsstoornissen.
Een logopedist kan training geven in spraakafzien en in gebaren om de communicatie soepeler te laten verlopen. Spraakafzien betekent leren liplezen.
Meer informatie.
Soms zijn auditieve functies gestoord. Het gehoor is goed, maar in de hersenen wordt de verwerking van deze informatie verstoord. We spreken dan over auditieve verwerkingsproblematiek. Zie hieronder.
Auditieve verwerkingsproblematiek (AVP)
Bij AVP zijn de auditieve functies gestoord. Auditieve functies worden vaak uitgelegd als “wat we doen met wat we horen”. Oftewel: het verwerken van geluiden, klanken en spraak. Het gaat om het kunnen uitvoeren van richtinghoren, verschillen horen tussen klanken, rijmen, onthouden van de volgorde van woorden, verstaan van spraak in achtergrondlawaai en verstaan van onvolledige spraak.
Meer informatie.
Uitgebreide informatie voor professionals.
Stemstoornis
Een kind kan hees of schor zijn. Dit kan soms voorkomen bij verkoudheden, maar een kind kan ook altijd hees geweest zijn. Een baby kan al hees huilen. De logopedist leert een kind zo goed mogelijk omgaan met zijn stem, door een goede ademhaling aan te leren, maar ook door hem bewust te maken van stemmisbruik. De logopedist kan niet altijd de stem helemaal helder krijgen, maar in ieder geval voorkomen dat er ernstige klachten ontstaan.
Door veel stemmisbruik kunnen er namelijk beschadigingen op de stembanden ontstaan en dan is soms een operatie de enige oplossing.
Zelfs als een operatie nodig is door een KNO-arts, dan is logopedie nog van belang om de klachten niet opnieuw te krijgen. De oorzaak stemmisbruik moet dan weggenomen worden.
Een andere stemstoornis is een stoornis die ontstaat in de puberteit. De stem muteert dan, maar soms gebeurt dit onvolledig. Dit laatste komt meer voor bij jongens, dan bij meisjes.
Meer informatie.
Taalontwikkelingsstoornis
Een kind kan een achterstand hebben in taal. Het kind maakt te korte zinnen voor zijn leeftijd of kromme zinnen. Het heeft te weinig woordenschat. Als een kind nog niet voldoet aan de minimum spreeknormen (Kijk zelf in dit PDF bestand of uw kind voldoet aan de minimale eisen), is er sprake van een taalontwikkelingsachterstand.
Taalstoornissen zijn heel divers. Zo kan er alleen een achterstand zijn in taalproductie. Een kind begrijpt alles goed, maar spreekt slecht voor zijn leeftijd. Er kan ook een combinatie zijn van een achterstand in taalbegrip en taalproductie.
Woordenschatproblemen
Woorden zijn de bouwstenen van onze taal. In onze hersenen worden woorden opgeslagen met al hun kenmerken en verbanden. Een appel is niet zomaar een woord, maar het hoort bij de categorie fruit, het is rond, heeft een stokje, er zit een klokhuis in met pitjes, het kan verschillende kleuren hebben, maar niet alle kleuren, het heeft een specifieke structuur en smaakt anders dan een peer.
Als kinderen moeite hebben met de betekenis en de productie van woorden, levert dit al heel snel veel problemen op. Als je een kleine woordenschat hebt, dan leer je nieuwe woorden ook minder goed. Je kunt namelijk de woorden niet makkelijk opslaan in het netwerk in jouw hersenen. Begrijpend luisteren en lezen wordt een probleem en het onderwijs is lastiger om te volgen.
Uitspraakproblemen/taalregels
Er is ook een fonologische taalstoornis. Het gaat hier om het nog niet correct kunnen uitspreken van woorden, omdat het kind de spraakregels onvoldoende beheerst. Het gebruikt nog vereenvoudigingsprocessen om woorden te kunnen uitspreken. Zo wordt ‘stoel’ uitgesproken als ‘toel’, omdat het kind nog niet in staat is om twee medeklinkers te combineren. Een ander voorbeeld is ‘tip’ in plaats van ‘kip’, omdat het kind de spraakregel dat er ook klanken achter in de mond uitgesproken worden nog niet beheerst. Het kind heeft geen motorische problemen en geen slappe mondspieren, maar op hersenniveau blijkt het de taalregels nog niet te beheersen.
Woordvindingsproblemen
Als uw kind wel voldoende woordenschat heeft, maar het moeite heeft om op de woorden te komen, dan levert dit al snel communicatieproblemen op en vooral veel frustratie. Immers uw kind kent de woorden wel, maar kan ze niet snel genoeg oproepen. Tot de leeftijd van ongeveer 6 jaar kunnen woordvindingsproblemen voorkomen, maar dan moeten ze verdwijnen.
Zinsbouwproblemen/vormfouten
Er kunnen zich problemen voordoen in het begrijpen en het zeggen van zinnen. Als een kind de zinsconstructie: ‘Geef jij haar een koekje?’ niet begrijpt, dan kan het het koekje aan de jongen geven.
In de taalproductie kunnen zich problemen voordoen in het nog niet maken van moeilijkere grammaticale structuren, maar ook het weglaten van lidwoorden of de woorden in de verkeerde volgorde zetten. Ook kunnen vervoegingen van werkwoorden of zelfstandig naamwoorden niet correct zijn.
Achterstand in het taal-denken
Kinderen moeten leren om te denken in taal. Om te benoemen, verbanden te zien, oorzaak en gevolg duidelijk te maken en verklaringen te geven. Door zelf na te denken leren kinderen meer en onthouden ze het beter.
Wij behandelen veel volgens de principes van de Denkstimulerende Gespreksmethodiek (DGM)
Communicatie/taalgebruik
Communiceren is meer dan woordenschat en zinnen goed formuleren. Je moet ook op het juiste moment de juiste zin gebruiken. Je moet oogcontact maken, een verhaal logisch vertellen en rekening houden met de voorkennis van de luisteraar. Ook dit valt onder de logopedische problematiek die bij ons wordt behandeld.
Deze taalproblemen komen vaak voor in combinatie met een vorm van autisme (ASS).
Onder taalgebruik verstaan wij communicatieve functies, conversatievaardigheden en verhaal opbouw. Voor meer informatie zie pdf bestand.
Lezen en spellen
Het lezen en spellen is onze schriftelijk taal. Het moeilijk technisch leren lezen gaat vaak samen met een (verborgen) taalprobleem. Lezen vergt o.a. een goed werkgeheugen en goede automatisering, maar ook de spraakregels moeten goed opgeslagen zijn in de hersenen. Ook het begrijpend lezen vraagt veel van de taal van een kind en problemen op dit gebied veroorzaken op langere termijn ook weer woordenschatproblemen.
Ook leren schrijven/spellen is verweven met onze spraak-taalontwikkeling. Voor een aantal kinderen is het gebruik van de spellingregels op school abracadabra. Voor een groot gedeelte van de kinderen heeft dit te maken met onvoldoende fonologische ontwikkeling (spraakregel-kennis).
Als het lezen en schrijven niet voldoende op gang komt, is op tijd behandelen van groot belang. Immers verwachten wij voor alle vakken op school een goede lees-, spelling en taalbeheersing.
Taalgebruik
Bekijk in deze PDF wat wordt verstaan onder communicatieve functies, conversatievaardigheden en verhaalopbouw.
Tweede-taalprobleem (NT2)
Soms zijn kinderen op latere leeftijd naar Nederland gekomen en hebben een andere moedertaal. Sommige kinderen worden ook twee- of meertalig opgevoed. Dit hoeft geen problemen op te leveren, maar in sommige gevallen loopt de ontwikkeling niet vlekkeloos. Als er zowel taalproblemen zijn in de moedertaal, als in het Nederlands dan wordt het als logopedisch probleem gezien door de zorgverzekeraar. Als er alleen in het Nederlands een probleem is, dan wordt de logopedie niet vergoed door de zorgverzekeraar.
Meer informatie.
Dan zijn er ook nog taalstoornissen bij een syndroom, zoals bijvoorbeeld het syndroom van Down of bij een andere verstandelijke handicap. Dan moet er vaak op een andere manier communicatie worden aangeleerd, bijvoorbeeld met behulp van gebaren.
Kinderafasie is een taalprobleem wat verworven is na de geboorte door een hersenbeschadiging. Dit kan door een ongeluk gebeuren.
De ontwikkeling van het spreken begint al in de wieg en gaat vaak vanzelfsprekend. Toch kan het zijn dat uw kind zich langzamer ontwikkelt. Het is naar onze mening heel belangrijk om daar zo vroeg mogelijk bij te zijn. Het liefst lossen wij spraak-taalproblemen voor de basisschool al op. De taalgevoelige leeftijd van kinderen is van 0 tot 7 jaar, daarna is de flexibiliteit van de hersenen afgenomen, waardoor het oppakken van taal moeilijker wordt.
Als u twijfelt over de spraak-taalontwikkeling van uw kind bekijk dan de minimum spreeknormen of doe de test.
Dyslexie
Dyslexie is een stoornis in het vermogen om te leren lezen en schrijven. Er zijn verschillende vormen en in sommige gevallen ligt er een ander logopedisch probleem aan ten grondslag, zoals spraak- en taalproblemen en auditieve verwerkingsproblemen. In dat geval kunnen wij ondersteuning bieden. Als er geen ander logopedisch probleem is, dan wordt het niet vergoed door de zorgverzekeraar. Bij ernstige dyslexie mogen gespecialiseerde logopedisten de kinderen wel begeleiden.
Meer informatie.
Articulatiestoornis
Er is sprake van een articulatieprobleem als een kind niet alle klanken goed kan uitspreken vanwege aansturingsproblemen of slappe mondspieren. Kinderen zijn dan slecht verstaanbaar.
Als een kind bepaalde klanken vervangt of weglaat, maar motorisch geen problemen heeft, dan spreken we van een fonologische taalstoornis, zie hierboven. Kinderen passen dan vereenvoudigingsprocessen toe (bijvoorbeeld: spreken alle k –klanken uit als t). Het probleem heeft dan niets met de spieren te maken, maar met de taalregels die een kind moet oppakken uit het voorbeeld van zijn omgeving.
Voorbeelden van articulatiestoornissen zijn:
- Binnensmonds spreken: onduidelijk spreken door onvoldoende de mond te bewegen (binnensmonds praten) ook worden behandeld.
- Monotoon spreken: kinderen spreken dan zonder volume of toonhoogte wisselingen. De spraak klinkt dan saai en de boodschap kan verkeerd overkomen.
- Slissen of lispelen: de oorzaak ligt dan vaak in een slappe tong en mondmotoriek. Meer informatie. Dit is vaak veroorzaakt door afwijkende mondgewoonten, zie hieronder.
- Aansturingsproblemen: een (ernstig) articulatieprobleem, waarbij de mondspieren wel sterk genoeg zijn, maar bij willekeurige bewegingen (spraak) niet goed aangestuurd worden. Zie verbale ontwikkelingsdyspraxie.
- Neusspraak: kinderen kunnen ook te veel of te weinig door hun neus spreken. Het klinkt dan alsof iemand verkouden is. Zie hieronder.
Afwijkende mondgewoonten
Als een kind zijn mond- en tongspieren niet goed kan gebruiken dan kunnen er problemen met eten en drinken of de uitspraak ontstaan. Ook kunnen afwijkende mondgewoonten een negatief effect hebben op het gebit. Wij zijn gespecialiseerd in het behandelen van afwijkende mondgewoonten.
Afwijkende mondgewoonten zijn:
Duim-, vinger- en/of speenzuigen
Als kinderen 1 jaar zijn, hebben de kinderen geen zuigbehoefte meer en wordt de duim en/of de speen een gewoonte. Op deze leeftijd is het afleren van deze gewoonte het eenvoudigst. Blijft een kind duimen, zuigen of spenen dan kan dit een negatieve invloed hebben op de stand van de tanden en de vorm van de kaak. De kracht van de spieren in en rond de mond kan tevens afnemen. Door het zuiggedrag komt het regelmatig voor dat de spieren in en rond de mond verslappen, waardoor habitueel mondademen, open mondgedrag en afwijkend slikken kan ontstaan.
Open mondgedrag
Als we niet praten is de mond gesloten. De tongpunt ligt dan tegen het gehemelte vlak achter de boventanden en we ademen door de neus. Bij open mondgedrag is de mond gedurende de hele dag regelmatig open. De tong ligt dan slap onderin de mond, waardoor de bovenkaak niet mooi breed uitgroeit. Daarnaast is er vaak sprake van slappe spieren en mondademen. Wanneer dit probleem niet behandeld wordt, is er een grotere kans op:
- afwijkend slikken;
- foutieve lipgewoonten, zoals liplikken en lipzuigen;
- incorrect articuleren (bijvoorbeeld slissen);
- een afwijkende groei van de kaak, tanden en kiezen;
- terugkerende infecties in de keel of van de amandelen en;
- middenoorontsteking.
Afwijkende tongligging in rust
Hierbij is de positie van de tong afwijkend. De tong ligt niet achter de tanden tegen het gehemelte, maar op de mondbodem, tegen of tussen de tanden of te ver achterin de mond. Dit kan de stand van de tanden, kiezen en/of de vorm van de kaak negatief beïnvloeden.
Afwijkend kauwen
Afwijkend kauwen is te veel aan een kant of aan twee kanten tegelijkertijd kauwen, maar ook smakken of het eten afbijten met de kiezen. Dit kan leiden tot een verkeerd evenwicht van de spieren in en rond de mond.
Nagelbijten
Tijdens het nagelbijten schuift de onderkaak naar voren en ontstaat er te veel spanning in de kaakgewrichten, waardoor pijnklachten en overbelasting van de spieren in het mondgebied het gevolg kunnen zijn.
Afwijkend slikken
Er wordt gesproken van afwijkend slikken, wanneer de tong tijdens het slikken tegen de tanden en/of de kiezen duwt of wanneer de tong tussen de tanden en/of kiezen doorkomt. Per dag slikt men ongeveer 2000 keer. Wanneer de tong elke keer met een grote kracht tegen of tussen de tanden en/of kiezen komt, zal dit een zeer negatieve invloed hebben op de vorm van het gebit. Als het afwijkende slikken de oorzaak is van de gebitsafwijkingen, zal de orthodontische behandeling onvoldoende of langzaam aanslaan. Na het verwijderen van de beugel, zal de gebitsafwijking terug komen.
Oro-myofunctionele therapie
In ons hele lichaam is het van belang dat onze spieren goed met elkaar samenwerken. Onze bewegingen verlopen dan goed en alle delen van het lichaam blijven in de juiste positie. Dat geldt ook voor onze mond. Bij alle handelingen die we met onze mond verrichten zijn veel spieren betrokken, zoals bij het kauwen, slikken en praten. De tong bestaat zelfs alleen uit spieren. Een verkeerd gebruik van deze spieren kan de stand van de tanden beïnvloeden.
Oro-myofunctionele therapie (OMFT) is een oefentherapie die gericht is op het verbeteren van een verstoord evenwicht in het gebruik van de spieren in en om de mond.
Wat doet Logopedie Pluspunt?
Wij voeren een uitgebreid onderzoek uit naar de functie van de mondspieren. Zo worden er foto’s genomen en metingen verricht.
Wij proberen om samen met de cliënt de behandeling van afwijkend mondgewoonte binnen een tijdsbestek van 10 tot 20 behandelingen af te ronden. Tijdens deze behandelingen wordt er gewerkt aan:
- afleren van schadelijke zuiggewoonten en schadelijke mondgewoonten;
- aanleren van de juiste tongpositie in rust;
- versterken van spieren in het mondgebied die onvoldoende sterk zijn;
- aanleren van neusademing;
- aanleren van de juiste slikbeweging;
- correcte uitspreken van tandkasklanken (l, n, d, t, s, z en r).
Al onze logopedisten hebben zich gespecialiseerd in de oro-myofunctionele therapie (OMFT). Het logopedisch traject zetten wij graag in vóór een eventuele orthodontische behandeling, maar kan soms ook tegelijkertijd of na die tijd plaatsvinden. Het doel is om de balans van alle mondspieren te herstellen en zo de functie te verbeteren en daarmee geen negatieve druk meer uit te oefenen op de kaken en het gebit. Naast de oefentherapie maken wij ook gebruik van mondtrainers (Engels).
Meer informatie over Oro-myofunctionele therapie.
Meer informatie over afwijkende mondgewoonten.
Verbale ontwikkelingsdyspraxie
Dit is een stoornis in het spreken, waarbij de sturing van de mondspieren niet goed verloopt. Het kind probeert goed te spreken en kent de spraakregels, maar spreekt soms verkeerde klanken uit. Het kind zoekt vaak naar een goede mondstand om een klank correct uit te spreken. Het snel afwisselen van (verschillende) klanken is moeilijk voor deze kinderen. Kinderen spreken woorden wisselend uit. De ene keer lukt de aansturing wel van een klank bijvoorbeeld de /k/ in ‘koe’ en de andere keer lukt hij niet bijvoorbeeld /k/ in ‘kip’. Deze kinderen zijn vaak moeilijk te verstaan ook voor directe omgeving. Ze hebben ook goed in de gaten dat de spraak er verkeerd uitkomt.
Deze aansturingsproblemen kunnen ook voorkomen in combinatie met een fonologische taalstoornis en dat maakt dat de stoornis ernstiger is en de duur van de behandeling (veel) langer wordt.
Voor meer informatie:
www.logopedie.nl/site/verbale_ontwikkelingsdyspraxie
www.dyspraxie.nl/verbaal.
Neusspraak of nasaliteit
Kinderen kunnen te veel of te weinig door de neus spreken, zonder dat het kind verkouden is. Er zijn een aantal klanken in de Nederlandse taal die door de neus moeten worden uitgesproken. Dit zijn de m, n en de ng. Als een kind deze niet door de neus uitspreekt dan kan de logopedist dit probleem verhelpen. Als een kind naast deze klanken ook andere klanken door de neus uitspreekt, dan spreekt men van hypernasaliteit. Dit laatste heeft als oorzaak een niet goed sluitend gehemelte. Bij kinderen met palatoschisis (gehemelte spleet) is hypernasaliteit een logopedisch probleem.
Meer informatie over nasaliteitsstoornis.
Stotteren
Een kind (3 à 4 jaar) heeft in een bepaalde fase in zijn ontwikkeling de mogelijkheden nog niet om zijn gedachten goed te verwoorden. Hij wil te veel, te snel en het liefst alles tegelijk vertellen, waardoor het kind gaat haperen. Dit noemen wij normale niet-vloeiendheden. Toch kan dit haperen uitgroeien tot stotteren. De niet-vloeiendheden worden minder ontspannen, ze worden sneller en langer. Ook als het kind spreekangst krijgt of ontwijkende reacties heeft, dan is er wellicht sprake van stotteren.
Er zijn veel uitingsvormen van stotteren. Er zijn kinderen die veel blijven vertellen en veel stotteren en lijken er geen last van te hebben. Daarnaast zijn er ook verlegen kinderen die weinig vertellen en niet eens zo veel stotteren, maar bijvoorbeeld niet de telefoon willen op pakken (vermijding). Verder kan een kind ook duidelijk moeite willen doen om maar niet te stotteren en dan veel gezichtsbewegingen tonen als hij gaat stotteren of aan het stotteren is (vechten). Dan is er ook nog een groep die veel stille stotters heeft, ze blijven lang vastzitten op een woord (bevriezen).
Kinderen die mensen in de familie hebben die ook stotteren, hebben een verhoogd risico om chronisch stotteren te ontwikkelen.
Bij stotteren is het heel belangrijk om in een vroeg stadium hulp in te schakelen. De omgeving is nooit de oorzaak van het stotteren, maar kan wel een positieve invloed hebben om weer tot (meer) vloeiend spreken te komen.
Twijfelt u over de niet-vloeiendheden van uw kind, neem dan contact met ons op.
Als stotteren op oudere leeftijd plotseling ontstaat, is het ook belangrijk daar direct stappen voor te ondernemen.
Wilt u eerst zelf een screeningslijst invullen om te kijken of hulp van ons nodig is, kijk dan hier.
Voor meer informatie:
Vloeiendheidsstoornissen
Stotteren.
Broddelen
Een andere vloeiendheidsstoornis is broddelen. Het spreektempo ligt erg hoog en de spraak is moeilijk te verstaan. De spraak is niet vloeiend door bijvoorbeeld stopwoordjes en snelle woorddeelherhalingen, maar vooral ook door het ineenschuiven van woorden (bijvoorbeeld ‘paddenstoel’ wordt ‘pastoel’). Daarnaast komen moeilijkheden met het formuleren van gedachten voor.
Meer informatie over vloeiendheidsstoornissen.
Eten en drinken
Eet- en drinkstoornissen ontstaan doordat kinderen de spieren die nodig zijn bij het zuigen, afhappen van een lepel, bijten, kauwen en slikken niet onder controle hebben. Een kind kan ook afwijkende voedingsreflexen hebben. Kinderen met eet- en drinkstoornissen verslikken zich regelmatig en/of spugen veel. Het kan ook zijn dat een kind de voeding gaat weigeren.
Het kunnen problemen zijn met:
- Borstvoeding
- Flesvoeding
- Voedsel afhappen
- Voedsel niet in de mond kunnen houden
- Niet goed kunnen kauwen
- Zich regelmatig/vaak verslikken
- Weigering van voedsel (als ‘niet lusten’ niet de oorzaak is.)
Wij hebben de specialisatie preverbale logopedie niet in huis en behandelen geen kinderen met eet- en drinkproblematiek onder de 1½ jaar.
Meer informatie over eet en drinkstoornissen bij kinderen.